Het ouderwetse ‘winterklaar maken’ was vroeger vooral bedoeld om de tuin er in de winter netjes uit te laten zien. Alle vaste planten werden afgeknipt. Veel vaste planten zijn juist nog prachtig in de winter. De afgestorven stengels zorgen voor een mooi wintersilhouet, zeker met een laagje rijp of sneeuw. En een beetje ‘slordig’ is juist goed voor de dierenpopulatie in de tuin. Verdorde bladeren en plantenresten zijn belangrijk voor allerlei diertjes. Gevallen bladeren mogen in de borders gewoon blijven liggen. De bladeren zorgen immers voor een warme deken voor de vaste planten. Zo voorkom je uitdroging van de bodem.
In de natuur is er ook niemand die de planten snoeit, het gras maait en dode planten verwijderd. De natuur is prima zelf in staat om iedere seizoen weer door te komen. Wie een zo natuurlijk mogelijke tuin wil houden waar ook in de winter wat te beleven valt, zo min mogelijk doen.
Naast vaste planten en grassoorten probeer ik in een beplantingsplan altijd wintergroene heesters en vaste planten op te nemen. Purperklokje, schoenlappersplant, varens, maagdenpalm en bepaalde ooievaarsbek soorten zijn in de winter groenblijvende planten. Glansmispel, laurierkers en viburnum soorten zijn heesters die een groen tintje aan de wintertuin geven.